Als er één instrumentengroep de voorbije vijf eeuwen de westerse muziek gedomineerd heeft, zijn het wel de klavierinstrumenten. Zo werd de piano het referentie instrument voor intonatie, compositie aldus harmonie en orkestratie. Het is dan ook niet te verwonderen dat de keuze van de pianostemming een enorme impact had op de westerse muziek.
Sinds J.S. Bach zijn Wohltemperierte klavier is de gelijkzwevende stemming standaard geworden. Het is een stemming, ontwikkeld door Werckmeister, waarbij het octaaf in 12 gelijke intervallen verdeeld is zonder extreme spanningen of compleet reine intervallen.
Met veel succes, hebben we met deze stemming in het westen een sterke en eigen muzikale taal ontwikkeld die nog altijd overheerst. We groeien er mee op, het zit in ons cultureel erfgoed en het overheerst de commerciële muziek op de radio, internet en televisie.
Kortom, kunnen we stellen dat deze stemming onze artificiële of tweede natuur is geworden. Maar welke mogelijkheden laat het onbenut? Seppe Gebruers besloot om met twee piano’s te spelen. De twee staan een kwarttoon uit elkaar zodat Gebruers met zijn twee handen de 24 i.p.v. 12 tonen kan controleren.
“When I play with my cat, how do I know that she is not playing with me rather than I with her?”
(Michel de Montaigne, 1533-92)
Seppe Gebruers speelt met het Jazz idioom, het broadway repertoire, of ook wel jazz standards genoemd. Hij speelt voor alle duidelijkheid de stukken niet letterlijk of volgens de traditie, maar hij speelt met de stukken. Net zoals het spelen met een kat, is het voor hem belangrijk dat het aanvoelt dat deze muziekstukken ook met hem spelen.
Wat is geïmproviseerde muziek? Slaagt het woord improvisatie op een bepaalde stijl, een werkwijze, een levensmotto, handelen met onvoorziene omstandigheden, of is het de puurste vorm van innovatie? Gebeurt dit enkel met de dingen die voorhanden zijn of kan dit totaal vanuit een tabula rasa?
Er is in ieder geval een wezenlijk verschil tussen improviseren volgens een bepaalde stijl of zonder. Stijlen zoals Jazz, Raga, Barok en Flamengo, hebben hun muziek technische regels en hebben hun focus op bepaalde idiomen als Bach, Guru’s, bebop, funk, enzoverder. Maar is de zogenaamde vrije improvisatie zonder voorschrift van bepaalde regels, stijl en cultureel geheugen? Volgens Seppe Gebruers is dit onmogelijk. We zitten altijd in een verhouding met idiomen en structuren. Het grote verschil met ‘vrije improvisatie’ is dat de regels en structuren niet zijn afgesproken. We kunnen spreken over eerder informele regels en onbewuste structuren. Het belangrijk is om te blijven geloven om deze structuren te overstijgen, maar altijd wetende dat het onmogelijk is. Het snakken naar deze bevrijding is dus cruciaal en veranderd dus onze verhouding tot wat er al is in het collectief geheugen.
Gebruers kiest zorgvuldig de titel playing with. Hiermee maakt hij het duidelijk dat hij in deze verhouding speelt met. Hiermee legt hij de nadruk op het spel dat niet volgens bepaalde regels gaat maar speelt met de regels. De keuze om met kwarttonen te spelen is ook een spel met de gelijkzwevende stemming.
Een spel waar het onvoorspelbare altijd op de loer ligt. Maar het is ook een spel met tijd, ruimte, luisteraars (reëel of ingebeeld), idiomen, helden, emotionele en fysieke staat, perceptuele fenomenen, muzikale parameters, instrumenten en nog veel meer. Het geeft een kijk op wat interactie kan zijn en het sensibiliseert de luisteraar.